1. Toetsing van de grondwettigheid van de wetskrachtige normen
De rechtspleging voor het Grondwettelijk Hof heeft een hoofdzakelijk schriftelijk en contradictoir karakter. De procedures voor de beroepen tot vernietiging en de prejudiciële vragen zijn grotendeels gelijkaardig, behalve uiteraard wat betreft de wijze waarop de zaken worden ingediend en de gevolgen van de arresten.
De rechtspleging wordt geregeld in de bijzondere wet van 6 januari 1989 en in de richtlijnen van het Hof betreffende de rechtspleging. Die teksten zijn te vinden op de webstek van het Hof onder de rubriek «Basisteksten».
Zaken kunnen bij het Hof worden ingeleid naar gelang van het geval in het Nederlands, het Frans of het Duits, maar het onderzoek gebeurt in het Nederlands of het Frans, volgens de regels bepaald in de bijzondere wet van 6 januari 1989.
Elke zaak wordt, na inschrijving op de rol, toegewezen aan een bepaalde zetel volgens een bij de wet bepaald systeem. De eerste rechters van elke taalgroep, aangewezen voor de zaak, treden op als verslaggevers.
Om overbelasting tegen te gaan, is er een filterprocedure om bepaalde zaken - bijvoorbeeld zaken die onontvankelijk zijn of relatief eenvoudig - met een korte rechtspleging af te handelen.
Behoudens toepassing van de filterprocedure, wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt dat bij het Hof een zaak aanhangig is gemaakt.
Naast de verzoekende partijen (bij beroepen tot vernietiging) en de partijen voor de verwijzende rechter (bij prejudiciële vragen) kunnen ook belanghebbende derden schriftelijk in de procedure tussenkomen en hun standpunt inzake relevante probleemstellingen uitdrukken. De verschillende wetgevende vergaderingen en regeringen kunnen in elke zaak tussenkomen. De rechter die de prejudiciële vraag heeft gesteld, daarentegen, komt, zodra die vraag is gesteld, niet meer bij het Hof tussen.
Na verloop van de tijd waarin is voorzien voor het uitwisselen van de schriftelijke stukken en voor het onderzoek van de zaak door de rechters-verslaggevers en hun referendarissen, beoordeelt het Hof of de zaak klaar is om te worden behandeld en of een terechtzitting moet worden gehouden. In voorkomend geval wordt de datum van de terechtzitting bepaald en worden de eventuele vragen vermeld in de zogenaamde beschikking van « ingereedheidbrenging ». Alle partijen die een memorie hebben ingediend, worden hiervan in kennis gesteld en ontvangen een schriftelijk verslag van de rechters-verslaggevers waarin in voorkomend geval de aandacht wordt gevestigd op de vragen die hun tijdens de terechtzitting zouden kunnen worden gesteld. De terechtzitting is in beginsel openbaar. Indien geen terechtzitting is bepaald, kan elke partij verzoeken om te worden gehoord. Bij ontstentenis daarvan wordt de zaak onmiddellijk in beraad genomen.
Op die terechtzitting brengt de eerste rechter-verslaggever, die tot de taalgroep behoort van de taal waarin de zaak wordt behandeld, verslag uit over de zaak. De tweede rechter-verslaggever, die tot de andere taalgroep behoort, kan een aanvullend verslag uitbrengen. Alle partijen die schriftelijke stukken hebben ingediend, kunnen dan nog mondeling pleiten (in het Nederlands, het Frans of het Duits, met simultaanvertaling), in eigen persoon of vertegenwoordigd door een advocaat.
Vervolgens neemt het Hof de zaak in beraad. Het Hof beslist bij meerderheid van stemmen. In voltallige zitting is bij staking van stemmen de stem van de voorzitter in functie beslissend. De beraadslagingen van het Hof zijn geheim. In de mogelijkheid tot het weergeven van « concurring opinions » of « dissenting opinions » (analoge of afwijkende meningen van rechters) is niet voorzien.
Het Hof dient een arrest te wijzen binnen twaalf maanden na de indiening van de zaak.
2. Andere procedures
De hoofdzakelijk schriftelijke rechtspleging is geïnspireerd op die bij de toetsing van de grondwettigheid van de wetskrachtige normen.
Wat de organisatie van de gewestelijke volksraadplegingen betreft, voorziet de bijzondere wet noch in een filterprocedure noch in een terechtzitting en beperkt ze de uitwisseling van de memories tot de Ministerraad, de gemeenschaps‑ en gewestregeringen, de voorzitters van de wetgevende vergaderingen en de initiatiefnemer(s) van de volksraadpleging.
Wat het contentieux met betrekking tot bepaalde verkiezingsuitgaven betreft, voorziet de bijzondere wet in de verzending naar het Hof van het dossier dat tot de bestreden beslissing heeft geleid door de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers. De Controlecommissie kan een memorie indienen waarop de verzoeker kan repliceren. De Ministerraad kan ook een memorie indienen in het kader van die procedure indien het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de grondwettigheid van wetskrachtige normen.