Elke partij of belanghebbende derde kan, overeenkomstig artikel 30quater van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, een verzoek tot anonimisering indienen om te voorkomen dat hij of zij kan worden geïdentificeerd in een arrest van het Grondwettelijk Hof.
Een gemotiveerd verzoek tot anonimisering kan aan het Hof worden gericht op elk tijdstip, zelfs bij gewone brief. Om de optimale bescherming van de persoonsgegevens te verzekeren en voor het goede verloop van de procedure, is het echter aangewezen dat partijen dit verzoek reeds uitdrukkelijk kenbaar maken in hun verzoekschrift of in hun eerste memorie.
De partijen of belanghebbende derden dienen de impact te preciseren die de bekendmaking van het arrest op hen kan hebben en dienen uiteen te zetten op welke wijze deze openbaarheid het recht op eerbiediging van hun privéleven zou schaden.
Bij het nemen van een beslissing zal de voorzitter rekening houden met de toelichting van de partij of de belanghebbende derde.
Indien de voorzitter het verzoek inwilligt, zal hij ook beslissen over de meest passende maatregelen die moeten worden ondernomen om de partij of de belanghebbende derde te beschermen tegen identificatie.
Tekst als PDF downloaden